Hier volgen vier items die
'n indruk geven
van de toestand in de wereld in de eerste maanden van mijn leven, dat
begon op '19 juli 1948' van de
Gregoriaans-Kristianistische
jaartelling oftewel de 14de dag van de Vroege Zuidoostmaand, drie jaar na
het einde van de Tweede Wereldoorlog:
DE OORLOG IN ZUIDOOST-AZIË
De oorlog in Europa was dan weliswaar ruim drie jaar voor mijn geboorte
beëindigd, in Zuidoost-Azië begon daarna nog eens 'n oorlog
tussen het zichzelf "Koninkrijk der Nederlanden" noemende Koninkrijk der
Noordelijke Nederlanden en
de zichzelf onafhankelijk verklaard hebbende Republiek Indonesië.
Nog in 'juli 1947' en 'december 1948' van de Christelijke Jaartelling en
Gregoriaanse Kalender probeerde dat Koninkrijk zijn Indische gordel van
smaragd voor 'God, Koningin en Vaderland' ten koste van alles te behouden.
Het was 'n oorlog die duurde tot 1949 KrJ en geen 'oorlog' mocht heten: het
regime in Den Haag sprak
konsekwent van
"politionele acties in Nederlandsch Indië" of "Oost-Indië".
In 'n beschrijving van het boek De gecensureerde oorlog van Louis
Zweers in Leidraad, magazine van de Universiteit Leiden, wordt het
zo gesteld:
De legervoorlichtingsdiensten schetsten een te rooskleurig en
vertekend beeld van de werkelijkheid in de tropische archipel.
Ze voerden een propagandaoorlog en waren niet op zoek naar waarheidsvinding.
Daarbij werd weinig respect getoond voor de persvrijheid.
DE GOUDKWESTIE
"19 juli 1948 wordt een precaire datum. Den Haag denkt op die dag eindelijk
de Zwitsers aan de onderhandelingstafel te krijgen.
Ook vertegenwoordigers van de Verenigde Staten, Groot-Brittannnië en
Frankrijk zullen mee aanzitten."
Aldus Henk Strabbing in de Volkskrant van 14 september 1966 KrJ
(21.38.7 NTWO).
"De Zwitsers komen niet", vervolgt het artikel echter: "Tien dagen voor de
fatale datum had de Zwitserse gezant in Den Haag al laten weten dat de
kwestie door Nederland 'ongelukkig' was aangepakt.
Er was zonder meer een uitnodiging naar Bern gestuurd, zonder hierover
de Zwitserse regering eerst voorzichtig te polsen".
De kwestie waar het hier om gaat vormt ook de titel van Strabbings artikel:
De Goudquaestie.
Meer dan 333 miljoen gulden (151 miljoen euro) aan door de nazi's uit
Nederland geroofd goud zou bij Zwitserse banken terechtgekomen zijn.
Bij de regeling van deze zaak was de regering van Nederland en die van
andere kleine landen gepasseerd door Amerika, Engeland en Frankrijk die op
eigen houtje in Washington 'n deal met de Zwitsers hadden gesloten.
Na betaling van 'n relatief klein afkoopbedrag aan de landen waarvan de
Zwitsers geroofd goud in bezit hielden, zouden alle geallieerden af moeten
zien van verdere claims.
Hoewel kwaad genoeg kon Nederland zich niet permitteren de Amerikanen in
deze goudkwestie te veel in de wielen te rijden.
Met zijn kolonialistisch gedrag in Indonesië (zie
boven) had het zich al in niet geringe mate het
ongenoegen van de regering in Washington op de hals gehaald.
Geen wonder, en terecht, dat het met zo'n instelling internationaal niet
al te hoog van de toren kon blazen.
De Zwitsers kwamen niet naar de Hofstad op '19 juli 1948' en het
droevige Nederland, dat nog maar pas daarvoor vijf jaar lang onder 'n
terreurbewind bezet was geweest, verloor goud en goodwill door
zelf 'n ander land nog veel langer dan vijf jaar onder Oranjehuis en
Kristendom bezet te willen houden.
De goudkwestie betekende uiteindelijk nauwelijks nog iets vergeleken met
die andere, veel belangrijkere 'quaestie'.
NATTE INKT EN DROOG KRUIT
Het nummer van het door Amnesty International uitgegeven tijdschrift Wordt
Vervolgd gedateerd "december 2012/januari 2013" heeft als ondertitel
Kritische kijk op mensenrechten in Nederland.
Het bevat 'n opmerkelijk artikel van Ad van Liempt, getiteld "Rechten
in de kantoren en fabrieken, daar gaat het om" (blz. 32-35).
Ik beperk mij hier tot wat er in staat over de opstelling van het
Koninkrijk der (Noordelijke) Nederlanden in de laatste maanden van mijn
geboortejaar:
... Na drie maanden vergaderen ... is 10 december de grote dag dat
[in Parijs] de Universele Verklaring [van de Rechten van de Mens] getekend
zal worden.
Maar de Nederlandse regeringsvertegenwoordigers hebben dan wel wat anders
aan hun hoofd.
Er komen steeds verontrustender berichten uit Indië.
[De] Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon [daar] telegrafeert uitgerekend
die dag dat hij vindt dat het Nederlandse leger de Republiek Indonesië een
beslissende klap moet toedienen, hoe eerder hoe beter.
Minister Stikker van Buitenlandse Zaken overlegt 's middags om
drie uur
--de inkt van de Universele Verklaring is nog
nat-- met zijn Franse collega Schuman.
Hij vraagt de Fransen hun vetorecht te gebruiken als andere landen een
Nederlandse aanval via de Veiligheidsraad willen stoppen.
Schuman aarzelt, maar hij spreekt wel met Stikker af dat het een goed idee
zal zijn als Nederland zijn aanval pas inzet na 17 december, de dag dat
alle afgevaardigden naar huis gaan voor het kerstreces.
Het zal dan weken duren voor de Veiligheidsraad kan vergaderen over een
Nederlandse aanval op de Republiek.
Van Liempt noemt dit "de paradox van 10 december 1948": achter de schermen
de voorbereidingen voor een oorlog, waarbij de Verenigde Naties misleid
worden; in het openbaar de ondertekening van een verklaring die de wereld
moet verbeteren.
Maar het was natuurlijk helemaal geen
paradoks, het
was de huichelarij en het bedrog van hetzelfde Koninkrijk dat 'n paar jaar
eerder bezwaar aantekende bij de internationale gemeenschap omdat er 'n
bede tot God in het Handvest van de Verenigde Naties zou gaan ontbreken.
Het was de huichelarij en het bedrog van hetzelfde Koninkrijk dat voor de
Rechten van de Mens 'n pater afvaardigde die zich sterk verzette tegen het
opnemen van (naast 'n recht op huwelijk) 'n recht op echtscheiding in de
Verklaring, dezelfde persoon die zich --surprise, surprise-- ook hard had gemaakt voor de
vermelding van God in die Verklaring.
In deze twee gevallen van godsierlijke arrogantie trokken de
Nederlandse Christen-monarchisten gelukkig aan
het kortste eind, omdat zij afhankelijk waren van 'n in ieder geval in
dit opzicht veel beschaafdere meerderheid in het buitenland.
Maar in de binnenlanden zouden ze nog heel lang aan het langste eind
trekken, d.w.z. in de door Rijn, Maas en Schelde doorsneden binnenlanden
van Europa.
(Zie bijvoorbeeld
Het randschrift op de Nederlandse
euro.)
SCIENTIFIC AMERICAN
Tenslotte enige aandacht voor twee artikeltjes uit Scientific
American van 3 jaar na de Tweede Wereldoorlog die 50 jaar later in
hetzelfde tijdschrift opnieuw gepubliceerd werden en die 'n goede indruk
geven van de wetenschappelijke kennis en belangstelling van dat moment:
ANTIQUITY OF MAN --
"... Last August, ... in the Department of
Charente, ... a few fragments of an old skull were brushed carefully out of
the ancient clays. The most curious fact is that ... [t]here
is nothing Neanderthaloid about it. ... The lady of Charente places modern
man on the European Continent over 100,000 years ago. -- Loren Eiseley"
PRIMORDIAL ATOMS --
"Nineteen years after Edwin Hubble's discovery that the galaxies seem to be
running away from one another ..., the picture presented by the expanding
universe theory ... gives us the right conditions for building up all the
known elements in the periodic system. According to calculations, the
formation of elements must have started five minutes after the maximum
compression of the universe. It was fully accomplished ... about 10 minutes
later. -- George Gamow"
|